Op 22 oktober jl. moest mijn buurtgenote Petra Huizinga bij de kantonrechter verschijnen vanwege haar bezwaar tegen de aan haar opgelegde bestuurlijke strafbeschikking van 10 januari 2013 (!), omdat ze haar hond onaangelijnd had uitgelaten. Hoewel ze al een verweerschrift had geschreven, dat door de uiterst correcte, vriendelijke rechter goed werd samengevat, voelde ze zich toch genoodzaakt daar nog het een en ander aan toe te voegen. Daarvoor kreeg ze van de rechter ruim de gelegenheid. Vonnis: wel schuldig aan het feit, maar geen boete. De rechter, én de officier van Justitie toonden begrip voor haar standpunten, maar vanuit hun positie konden zij niets aan de situatie veranderen. Daarvoor werd ze verwezen naar de politiek. En laat het nou juist de politiek, d.w.z. B&W plus de gemeenteraad, in Groningen zijn die niet wil luisteren. Dus misschien willen met name de dames en heren politici in de stad Groningen nog eens goed lezen hoe hun hondenbeleid in de praktijk uitpakt.
Hier haar betoog, dat ik op haar verzoek op mijn weblog plaats, zodat iedereen het kan lezen wat haar bij de rechter nog van het hart moest:
Verweer van Petra Huizinga in Groningen, d.d. 22 oktober 2014
Op 10 januari 2013 ben ik aan de Gorechtkade in Groningen staande gehouden door een buitengewoon opsporingsambtenaar (BOA) omdat mijn hond niet aangelijnd naast mij liep. Mijn hond, een border collie, was toen 11 jaar oud. Het van de ene op de andere dag invoeren van een maatregel als het aanlijnen van een hond lijkt een simpele kwestie, maar deze heeft grote en vervelende gevolgen voor de hond, zijn baas en zijn omgeving. Een aangelijnde hond is niet te vergelijken met hetzelfde dier in gecontroleerde vrijheid. Met het handhaven van het aanlijngebod door de gemeente dat bekrachtigd wordt door justitie, treden allerlei negatieve bijverschijnselen op die ik hier graag wil toelichten.
Enkele jaren geleden heeft de landelijke overheid gemeenten de mogelijkheid geboden een afdeling stadstoezicht in te richten. Niet alle gemeenten zijn daarop ingegaan, maar de stad Groningen wel. Deels omdat het werkgelegenheid bood en voor partijen ter rechterzijde van het politieke spectrum omdat ‘blauw op straat’ de schijn van veiligheid biedt. Er was in Groningen geen enkele aanleiding om de aanlijnplicht in 2011 te gaan handhaven. Daarvoor was het aantal klachten te gering en de kop waaronder deze werden geschaard, nl. ‘klachten over dieren’, niet specifiek genoeg. Honden die in vrijheid waren opgevoed vormden niet of nauwelijks overlast voor de omgeving: een normale situatie is door het aanlijngebod geproblematiseerd.
In vrijheid heeft mijn hond in de loop der tijd veel kinderen hun angst voor honden laten overwinnen. Gewoon door voorzichtig met een stok naar ze toe te lopen en ze uit te nodigen met hem te gaan spelen. Onder de huidige omstandigheden levert die kwaliteit van mijn hond mij een boete van 90 euro op, vermeerderd met 7 euro voor administratiekosten. Door het strafbaar stellen van de gecontroleerde vrijheid van onze honden wordt goed gedrag gecriminaliseerd.
Het nieuwe hondenbeleid werd in de gemeente Groningen op 1 mei 2011 ingevoerd. Voor mijn hond betekende dit, dat van de ene op de andere dag zijn wereld totaal op de kop werd gezet. Mijn partner en ik hebben met de hond cursussen gevolgd, waarbij wij hebben geleerd dat voor een hond – net als voor een mens – gecontroleerde vrijheid de beste conditie is om goed gedrag aan te leren. Onze hond is opgevoed met het idee dat hij de vrijheid heeft als hij zich goed gedraagt en als de situatie veilig is. Door het verplicht aanlijnen op plaatsen waar dat voorheen niet nodig was denkt mijn hond doorlopend dat hij straf heeft. Aan de lijn loopt hij met zijn kop omlaag, een teken dat hij zich ongelukkig voelt. Elke passerende hond die wij niet kennen beschouwt hij nu als een gevaarlijk dier, want dat was wat ik in betere tijden met het aanlijnen naar hem heb gecommuniceerd. Het is vrijwel onmogelijk om dit signaal na meer dan 10 jaar een andere inhoud te geven. Het aanlijnen maakt hem bang, onzeker en leidt ertoe dat hij vaker uitvalt naar andere honden. Door mij aan het gebod te houden verpruts ik zijn karakter. Kortom, het plotseling instellen van zo’n maatregel is voor honden zeer ingrijpend en daarmee een vorm van dierenmishandeling.
Niet alleen voor mijn hond, maar ook voor mij heeft de handhaving van de aanlijnplicht grote gevolgen. Ik ben gewend aan interactie met mijn hond: wij vormen een team dat goed op elkaar is ingespeeld. Het aanlijnen verstoort deze relatie en plaatst mij als baas voor een dilemma: kies ik voor het welzijn van mijn hond en ons plezier, of voldoe ik aan de regels van de gemeente die om mijns inziens triviale redenen zijn ingevoerd? Ik word haast gedwongen een paar keer per dag met de auto naar een loslooproute aan de andere kant van de stad te rijden, de enige plek waar ik mijn hond dezelfde kwaliteit van leven kan bieden als hij en ik gewend waren. Onder de huidige omstandigheden kan en zal ik niet kiezen voor een andere hond als de tijd daar is, en dat zal voor mij meer sociale en emotionele gevolgen hebben dan alleen het moeten missen van een hond als huisdier. Hierdoor voel ik mij ernstig beperkt in mijn keuzevrijheid.
Een groot deel van het bedrag om stadstoezicht in stand te houden wordt gefinancierd uit boetes. Het ligt in de lijn der verwachting dat bij het instellen van de maatregel om het niet aanlijnen van honden strafbaar te stellen, de mensen die weinig overlast veroorzaken en die niet met een vechthond lopen, een gemakkelijke prooi zijn voor BOA’s. Sterker nog, op het moment dat ik bij de gemeente melding maak van problemen met een hond in de wijk is de reactie niet dat er wordt opgetreden tegen de baas van die hond, maar neemt de controle door BOA’s in de wijk toe door nog meer te surveilleren. De klacht die ik uit over een ander komt als een boemerang bij mijzelf terug. Behalve dat dit ineffectief is, geeft mij dat als goedwillende burger een gevoel van machteloosheid.
In de Oosterparkwijk is een fanatieke vrouwelijke BOA actief die onrust veroorzaakt. Er wordt veel rondgereden ‘in rode autootjes’ en dat geeft ook de mensen die zich aan de nieuwe maatregelen houden een beklemmend gevoel. Vaak omdat zij eerder op een erg vervelende manier door BOA’s zijn bejegend. Het is zelfs zo dat hondenbezitters verhuisd zijn naar een bestemming buiten de stad omdat zij zich niet meer prettig voelden in deze overgecontroleerde situatie; anderen overwegen nog steeds om te verhuizen.
Bij een zitting van een collega-hondenbezitter die ik kortgeleden als bezoeker heb bijgewoond werd door de rechter gesteld dat zijn hond aangelijnd had moeten zijn, omdat dit nu eenmaal op democratische wijze door de gemeente Groningen is besloten. Dat standpunt deel ik niet, tenzij democratie niet meer betekent dan het eens in de vier jaar invullen van een stembiljet, waarna de overheid haar gang kan gaan zonder rekening te houden met haar burgers. Democratie is voor mij dat ook minderheden hun stem kunnen laten horen en dat daarmee in meer of mindere mate op doordachte wijze rekening wordt gehouden.
Voor het invoeren van het nieuwe hondenbeleid in 2011 is door de gemeente op geen enkel moment geluisterd naar de adviezen van hondenbezitters. In totaal zijn 1600 bezwaarschriften bij de gemeente binnengekomen. Daarnaast zijn ook veel brieven en e-mails gestuurd aan de wethouders en raadsleden met ideeën hoe de stad ingericht zou kunnen worden, rekening houdend met de wensen van verschillende groepen in de stad. Een aantal burgers heeft de moeite genomen in gesprek te gaan met lokale politici. Op alle fronten heeft de hondenbezitter aan het kortste eind getrokken: de burger is op geen enkel moment serieus genomen en zelfs de uitkomsten van de hoorzitting die gehouden werd op 15 december 2011 heeft de gemeente naast zich neergelegd. Terwijl zij pretendeerde democratisch te werk te gaan is hier de kans gemist in gesprek met de burger tot goede oplossingen te komen. De belangrijkste reden hiervoor is dat hondenbezitters in de stad geen groep met een economische factor van belang vormen. Bij hondeneigenaren is geld te halen door middel van belastingen en boetes. Verder voelt de gemeente Groningen – in tegenstelling tot veel andere gemeenten in Nederland – geen enkele noodzaak om iets te doen voor burgers die in het bezit zijn van een hond: niet in de vorm van strategisch gelegen loslooproutes, niet in de vorm van geschikte speelvelden en niet met het plaatsen van voldoende afvalbakken. Niets.
Daarnaast treedt het verschijnsel op dat mensen met een goed opgevoede hond na het overlijden van hun huisdier vanwege de strenge maatregelen geen hond meer aanschaffen. Dit heeft grote consequenties voor de hondenpopulatie in mijn wijk, waar in de afgelopen jaren heel kleine dieren en grote vechthonden de overhand hebben gekregen: de middelgrote huishond is er aan het verdwijnen. Vanaf juni van dit jaar zijn er tenminste drie kleine honden het slachtoffer geworden van honden met een kaakklem, andere hadden ernstige bijtwonden. In de tijd dat het toegestaan was om honden te laten loslopen traden de bezitters van een opgevoed dier vaak regulerend op, omdat zij wisten hoe honden op elkaar reageren en hoe zelf te acteren. Deze groep wordt door de strenge handhaving van het hondenbeleid langzaam maar zeker kleiner. Nieuwere hondenbezitters zien de noodzaak van het opvoeden van hun huisdier niet. Zij voeren de hond mee aan een meterslange flexlijn – liefst met de blik gericht op hun telefoon. Ze voldoen weliswaar aan de regeltjes, maar hebben tijdens het wandelen totaal geen contact met en controle over hun hond. Door hun gebrek aan kennis en ervaring zien zij zich steeds vaker genoodzaakt andere honden te ontwijken waardoor de dieren geen kans meer krijgen contact met elkaar te maken. Op deze manier worden de honden sociaal verwaarloosd en hebben ze eerder de neiging om te blaffen en naar elkaar uit te vallen. De sfeer onderling wordt er hierdoor niet beter op.
In de tijd dat honden meer vrijheid hadden waren er veel meer en betere contacten tussen hondenbezitters: zij wisselden ervaringen uit over de opvoeding van hun hond en konden daarmee hun voordeel doen. Dit bevorderde ook de sociale cohesie tussen buurtbewoners. Door het lopen met een hond die de vrijheid heeft kom je in contact met de meest uiteenlopende mensen. Hondenliefhebbers die besluiten niet over te gaan tot het aanschaffen van een nieuwe hond na het overlijden van hun huisdier, zien geen reden meer een paar maal daags naar buiten te gaan. Op die manier worden mensen minder gemotiveerd om te bewegen en missen zij de sociale contacten die zij anders ‘en passant’ zouden hebben. Dit werkt eenzaamheid in de hand, vooral bij alleenstaande ouderen.
Het handhaven van het nieuwe hondenbeleid in Groningen heeft veel negatieve bijeffecten die de overheid aan de andere kant juist probeert te bestrijden. De slang bijt zichzelf in de staart.